Pernod rouwt

Pernod moet leren leven zonder Chatblis. Hij heeft het er zo moeilijk mee. Zijn kattenmaatje overleed tien dagen geleden tijdens een onderzoek bij de dierenarts. Ik mis ons poezenmeisje met een lieve, doffe pijn in mijn hart. Ik mis haar in alle hoeken van het huis. Ik mis haar gezicht en haar fluwelen pelsje. Ik mis haar lieve onschuld. Maar dat is allemaal niks in vergelijking met Pernod. Pernod mist Chatblis zichtbaar, hoorbaar en vooral: hartverscheurend. De hele dag zie ik hem zoeken. In de kelder. Op het terras. Achter de kasten. In de kasten. Als de postbode een brief in de bus stopt, rent hij hoopvol naar de deur: zou ze daar eindelijk zijn? Zijn neus en oren zijn vuil en ik mag ze niet schoonmaken: dat was de taak van Chatblis. ’s Avonds valt mijn meneertje als een blok in slaap als ik hem op schoot neem, maar hij wordt wakker zodra ik opsta. Ik nodig hem uit om de nacht op het voeteneinde van het bed te door te brengen, maar dat wil hij niet. Hij wil Chatblis. Onder zijn eigen dekentje. In de kleine uurtjes loopt hij door het huis. ‘Chatblis, waar ben je?’, zeggen zijn nageltjes op de planken. Hij eet teveel. Dat is ook zo gek. De eerste dag zonder Chatblis begon hij al te schrokken en hij stopt alleen als ik zijn eten wegzet. Wat betekent dat? Zoekt hij troost bij een volle buik? Spelen wil hij gelukkig wel, al is het wild en ruw, met veel nagels en tanden. Hij likt zijn vacht teveel. Ik zie een kale plek ontstaan op zijn rechterflank. Ik probeer hem daarvan af te leiden, maar tevergeefs. Het enige dat hem rust lijkt te brengen is opgetild worden. Alleen de liefde kan hem troosten. ‘Meneertje Velcro’, noemt mijn man hem nu. Omdat hij aan ons plakt als een stuk klittenband. ‘Het komt weer goed, mijn ventje’, zeg ik alsmaar tegen hem. ‘Het komt weer goed, je zult het zien. De goede tijden komen weer terug.’ En ik hoop van harte dat dat de waarheid is.

 Van werken komt niks, maar ik heb besloten dat dat oké is. De wereld moet even wachten. Nu is het Pernokes tijd.